Voorstel kabinet dringt schijnzelfstandigheid niet terug

Het kabinet wil schijnzelfstandigheid op de arbeidsmarkt een halt toeroepen. Het wetsvoorstel dat dat moet regelen levert daar echter geen bijdrage aan. Bovendien brengt de wet niet meer duidelijkheid en eenvoud voor bedrijven, werkenden en zelfstandigen bij het beoordelen van arbeidsrelaties. Het voorstel leidt dan ook tot meer in plaats van minder regeldruk voor burgers en bedrijven. Dat schrijft ATR in een advies aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Duidelijk en eenvoudig

De gedachte van het wetsvoorstel is dat de beoordeling van arbeidsrelaties voor werkgevenden en zelfstandigen duidelijker en eenvoudiger moet worden. Daarmee zou het wetsvoorstel ook het optreden van schijnzelfstandigheid kunnen verminderen. Van schijnzelfstandigheid is sprake als iemand meent als zelfstandige te werken, maar juridisch gezien in feite onder een arbeidsovereenkomst werkt. Het kabinet probeert dit te bereiken door in het Burgerlijk Wetboek de open norm ‘in dienst’ van een wettelijke invulling voorzien.

Open normen leiden niet tot duidelijkheid

Het college twijfelt aan de effectiviteit van deze aanpak. Het wetsvoorstel zorgt voor een uitbreiding van het aantal open normen. In plaats van één open norm (‘ín dienst werken’) zouden dat er in de toekomst drie worden. Aan het werken met open normen is inherent dat zij in de rechtspraak in individuele gevallen een nadere invulling krijgen. Open normen bieden daarom aan betrokkenen weinig duidelijkheid. De nieuwe aanvullende criteria zullen niet tot meer duidelijkheid leiden. Van een door het ministerie ingeschatte daling van structurele regeldruk zal dan ook geen sprake zijn.

Voorstel biedt geen houvast

Bovendien zijn de drie normen van het wetsvoorstel niet nieuw. Zij zijn op dit moment de drie belangrijkste normen uit de rechtspraak ter invulling van de voorwaarde ‘in dienst’. In feite blijft daarmee alles bij het oude. Door de huidige normen uit de rechtspraak over te nemen is onvermijdelijk dat ook de huidige casuïstiek van het toepasselijk recht deel blijft uitmaken. En daarvan vindt het kabinet nu juist vindt dat die te weinig houvast biedt. ATR adviseert daarom van de wetswijziging af te zien.

Praktijkproef noodzakelijk

Volgens de toelichting nemen met het wetsvoorstel duidelijkheid en eenvoud voor werkgevers en zelfstandigen toe. Volgens ATR is voor de opvatting geen steun te vinden in de uitkomsten van de gehouden MKB-toets. Evenmin is steun te vinden in de ingezonden reacties in de internetconsultatie. Het college beveelt daarom aan om eerst gesprekken met individuele werkgevers en zelfstandigen te voeren alvorens een wetsvoorstel in te dienen. Ook beveelt het college het houden van een praktijkproef aan. Beide stappen zijn nodig omdat alle eerdere wetswijzigingen ook niet het gewenste resultaat hebben gebracht. Het college acht het van groot belang bij een nieuwe poging meer zekerheid over de effectiviteit in beeld te hebben.

De formele titel van het voorstel luidt Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoedeny

ATR advies aan de minister van SZW – Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden