Wet deelgezag
Op 24 april 2020 ontving het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) de adviesaanvraag voor het Wetsvoorstel deelgezag. Met dit voorstel krijgen personen die een belangrijke rol spelen in de dagelijkse verzorging en opvoeding van een kind, zoals de grootouders, een stiefouder of een ander familielid, de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om samen met de ouders beslissingen te nemen. Dit wordt deelgezag genoemd. Deelgezag moet de (rechts)positie van degene die samen met de ouders voor een kind zorgt verstevigen. Ook moet het deze gezinnen een oplossing bieden voor problemen die ze bij de dagelijkse opvoeding en verzorging kunnen tegenkomen. Onderdeel van deelgezag is een recht op informatie en consultatie van de deelgezagdrager. Daarnaast krijgt de deelgezagdrager een wettelijk recht op omgang met het kind.
in de praktijk zijn naast ouders en voogden regelmatig ook andere personen nauw betrokken bij de verzorging en opvoeding van een minderjarige. De positie van deze andere personen is volgens de toelichting niet altijd duidelijk. Op dit moment kan een kind maximaal twee formele (juridische) ouders hebben en kunnen maximaal twee personen het gezag over het kind hebben. In situaties waarin er meerdere dagelijkse opvoeders zijn hebben deze geen formele positie, terwijl daar volgens het voorstel wel behoefte aan is. ATR onderkent, ondanks dat er geen cijfers zijn over de omvang van de behoefte, de wens om in de behoefte te voorzien. ATR heeft dan ook geen opmerkingen bij nut en noodzaak van het voorstel.
Er zijn twee situaties waarin deelgezag kan worden aangevraagd. In de ene situatie gebeurt dat al voor de geboorte van een kind. Dan kan via het (digitaal) insturen van een formulier aan de griffier van de rechtbank gevraagd worden om een aantekening van deelgezag in het gezagsregister. In de tweede situatie, als het kind al geboren is, moet er een verzoek bij de rechtbank worden ingediend. In beide situaties moeten de gezagdrager(s) en de deelgezagdrager gezamenlijk het verzoek indienen. ATR ziet voor beide situaties geen minder belastende alternatieven.
Het voorstel gaat ervan uit dat in goede harmonie tussen gezagdragers en deelgezagdrager afspraken worden gemaakt over de dagelijkse verzorging en opvoeding. Bij een geschil hierover tussen de gezagdragers en de deelgezagdrager is de stem van de gezagdrager doorslaggevend. Zo’n geschil kan niet aan de rechter worden voorgelegd. Over belangrijke, ingrijpende beslissingen moeten gezagdragers de opvoeders met deelgezag op de hoogte stellen. De deelgezagdrager mag daarover ook adviseren. Ook hier ligt de uiteindelijke beslissing bij de ouders van het kind. De deelgezagdrager kan wel naar de rechter stappen om een informatie- en consultatieregeling af te dwingen.
Volgens het voorstel moeten de gezagdragers en deelgezagdragers onderling goede afspraken maken over de invulling van het deelgezag. ATR merkt voor wat betreft de werkbaarheid van het voorstel op dat veel zal afhangen van de medewerking en bereidwilligheid van de gezagdragers. Het is positief dat het voorstel beoogt meer duidelijkheid te geven over de positie van dagelijkse opvoeders van een kind. Niet ontkend kan echter worden dat, hoe meer personen betrokken zijn en rechten hebben bij de dagelijkse opvoeding en verzorging van een kind, hoe meer kans op onderlinge conflicten er is. Daarnaast merkt ATR op dat het voorstel geen evaluatiebepaling bevat. Vanwege de in de toelichting aangekondigde aandacht in de evaluatie voor de toegevoegde waarde en voor het conflictpotentieel van de regeling, vindt ATR een expliciete evaluatiebepaling noodzakelijk. ATR adviseert deze bepaling toe te voegen.
Tot slot constateert ATR dat de regeldrukparagraaf nog niet volledig is. ATR adviseert daarom deze pasragraaf aan te vullen. Het advies is om het voorstel vast te stellen nadat met de adviespunten rekening is gehouden.
ATR advies aan de minister voor Rechtsbescherming – Wet deelgezag