Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (Wgiw)
De Wgiw bevat voorstellen die van belang zijn voor gemeentelijke planvorming van de wijkgerichte aanpak. De wet past o.a. de Omgevingswet aan, zodat gemeenten een aanwijsbevoegdheid krijgen waarmee ze kunnen bepalen welke wijken op termijn van aardgas af moeten. Daarbij bevat het wetsvoorstel waarborgen voor een zorgvuldig proces rondom deze aanwijsbevoegdheid. Uit een evaluatie blijkt dat de zgn. proeftuingemeenten vinden dat er meer wettelijke bevoegdheden moeten zijn om publieke belangen inzake klimaatdoelstellingen te kunnen borgen en om te voorkomen dat het in stand houden van het aardgasnet voor een kleine groep huishoudens leidt tot hoge maatschappelijke kosten. ATR merkt op dat enkele belangrijke bevindingen uit de evaluatie van de proeftuinen ontbreken of niet corresponderen met de probleemanalyse. Zo vermeldt de toelichting dat een wijkgerichte aanpak leidt tot schaalvoordelen. De recente evaluatie van proeftuinen door EIB laat echter zien dat die schaalvoordelen klein zijn. Volgens het rapport moet er verder een maatschappelijk-economische analyse worden gemaakt om te bezien of de collectieve aanpak van een wijk inderdaad effectief en doelmatig is. Als daar twijfel over is, kan mogelijk beter sterker ingezet worden op individuele vermindering van gasgebruik (zgn. individuele spoor). ATR constateert het voorstel slechts zeer beknopt ingaat op deze bevindingen. Het adviseert de toelichting hierop aan te vullen.
De toelichting vermeldt dat gemeenten op grond van het wetsvoorstel verplicht zijn om bij inzet van de aanwijsbevoegdheid een warmteprogramma op te stellen en vervolgens de kosteneffectiviteit moeten beschrijven in een uitvoeringsplan. Indien kosten en baten in een wijk ‘onevenwichtig’ zijn, zouden gemeenteraden volgens het voorstel niet moeten instemmen met inzet van de aanwijsbevoegdheid. Om (motivering van) betaalbaarheid van de verduurzaming van de gebouwenvoorraad op gemeentelijk niveau in brede zin te borgen, is volgens het college ook nodig dat bij de afweging tussen een collectieve en een individuele aanpak voldoende waarborgen bestaan voor een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces door gemeenten en gemeenteraden. Deze keuze bepaalt namelijk mede de betaalbaarheid en snelheid van verduurzaming van woningen en gebouwen. Het college adviseert daarom om proceswaarborgen in het wetsvoorstel te verbreden naar de wijze waarop gemeenten en gemeenteraden besluiten over de manier van verduurzaming van de gebouwenvoorraad. ATR adviseert verder om nader te bezien of betaalbaarheid steviger juridisch moet worden verankerd in lagere regelgeving. Het college acht het daarbij noodzakelijk om het begrip ‘betaalbaarheid’ te concretiseren en om te verduidelijken wie eindverantwoordelijk is voor een betaalbare energietransitie.
Verder adviseert ATR om de inwerkingtreding van de voorgestelde wet nauw aan te laten sluiten op die van de Wet Collectieve warmtevoorziening, gelet op de nauwe samenhang tussen beide wetten. Gelet op het voorgaande adviseert ATR om het voorstel niet in te dienen, tenzij met de adviespunten rekening is gehouden.