Wet goed verhuurderschap

Op 6 juli 2021 is dit wetsvoorstel aangeboden aan ATR. Het voorstel beoogt aanvullend gemeentelijk instrumentarium te creëren om goed verhuurderschap te bevorderen en malafide verhuurderschap te voorkomen en tegen te gaan. Het wetsvoorstel introduceert onder andere de mogelijkheid voor gemeenten om algemene, landelijk geüniformeerde regels inzake werkwijzen voor verhuurders en verhuurbemiddelaars te introduceren. Deze regels geven gemeenten de mogelijkheid om te bepalen dat een verhuurder of een verhuurbemiddelaar van een aangewezen categorie van woon- of verblijfsruimte moet beschikken over een werkwijze die gericht is op het voorkomen van discriminatie, intimidatie en het bevorderen van goed verhuurderschap. Verder kan een gemeente deze algemene regels aanvullen met een verbod op de verhuur van woon- en verblijfsruimte zonder verhuurdersvergunning (voor reguliere verhuur en verhuur aan arbeidsmigranten).

Het college constateert dat de maatschappelijke noodzaak om gemeenten meer instrumenten te geven om misstanden op de huurmarkt aan te pakken niet ter discussie staat. Het college is echter van mening dat de onderbouwing van het voorstel en de daarin voorgestelde maatregelen tekort schiet.

Allereerst behoeft de probleemanalyse bij het voorstel volgens ATR op belangrijke punten aanvulling en nadere onderbouwing. Zo maakt het voorstel niet duidelijk bij welke groepen verhuurders c.q. verhuurbemiddelaars welke misstanden optreden. Ook is niet duidelijk of en in hoeverre de algemene regels inzake de werkwijze voor verhuurders en bemiddelaars zal bijdragen aan met name het voorkomen en tegengaan van discriminatie en intimidatie. De algemene regels worden namelijk pas uitgewerkt in lagere regelgeving. Verder maakt het voorstel niet duidelijk wat de meerwaarde van een vergunningenstelsel is ten opzichte van een systeem van algemene regels. Op basis van de algemene regels kunnen gemeenten namelijk al eisen stellen aan verhuurders en sturen op gedrag. Deze algemene regels kunnen volgens ATR risicogericht ingezet worden voor bepaalde categorieën woningen en in samenhang worden bezien en gehandhaafd middels bestuurlijke sancties. Inzicht in de meerwaarde en proportionaliteit van een vergunningenstelsel is van belang, omdat een verhuurdersvergunning ook bonafide verhuurders raakt. Het voorstel onderbouwt verder onvoldoende waarom als minder belastend alternatief niet gekozen is voor aanpassing van het huidige wettelijke instrumentarium, maar een nieuwe wet is gemaakt. En waarom niet gekozen is voor alleen algemene regels en niet ook een vergunningplicht.

Het advies van ATR bevat verder ook opmerkingen over de werkbaarheid van het voorstel. Deze kan namelijk nog niet goed worden vastgesteld, omdat niet duidelijk is hoe de algemene regels er (op hoofdlijnen) uit zullen gaan zien. Verder moet ook de regeldrukparagraaf op onderdelen worden aangepast c.q. aangevuld.

Gelet op de adviespunt is het oordeel dat het voorstel onvoldoende is onderbouwd voor goed afgewogen besluitvorming. Het advies is om het aan ATR voorgelegde voorstel niet in te dienen tenzij met de adviespunten rekening wordt gehouden.

 

ATR advies aan de minister van BZK – Wet goed verhuurderschap