Wetsvoorstel aanpassing geldigheidsduur verblijfsvergunning asiel

Het wetsvoorstel, dat op 3 oktober 2018 voor advies naar de ATR is gestuurd, regelt de aanpassing van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van vijf jaar naar drie jaar. Nu is het nog zo dat een asielzoeker, na het doorlopen van de asielprocedure (de beoordeling van de aanvraag door de IND), binnen zes maanden een tijdelijke verblijfsvergunning voor vijf jaar krijgt. Na vijf jaar bekijkt de IND op verzoek of een asielzoeker nog steeds bescherming nodig heeft en of hij het inburgeringsexamen met succes heeft afgelegd. Bij positieve beantwoording krijgt de asielzoeker een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
Als argument voor de verkorting van de geldigheidsduur wordt genoemd het schrappen van de ‘nationale kop’ op Europese wet- en regelgeving. De wijze waarop een vergunning moet worden aangevraagd verandert niet. Voortaan zal een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in eerste instantie voor drie jaar worden verleend. Na ommekomst van deze periode kan nog geen aanvraag om een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen worden ingediend. De vreemdeling zal eerst een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd moeten indienen, Deze kan dan worden verlengd met drie jaar. Het blijft mogelijk na ommekomst van vijf jaar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd of een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen aan te vragen.

ATR stelt vast dat de onderbouwing van het voorstel tekort schiet. Het voorstel neemt geen nationale kop weg. De toelichting maakt niet duidelijk waarom aanpassing van de geldigheidsduur noodzakelijk is en zet evenmin uiteen wat er mis gaat als die geldigheidsduur niet wordt aangepast. Nut en noodzaak van het besluit zijn dus niet toereikend beschreven. Ook is niet nader onderbouwd waarom niet voor een minder belastend alternatief wordt gekozen. ATR acht de procedure werkbaar, maar stelt wel vast dat een asielaanvrager zal gaan merken dat hij eerder en vaker dan voorheen een aanvraagprocedure moet ingaan. De toelichting bij het wetsvoorstel geeft aan dat de wijziging, vanwege de toename van het aantal procedures bij de IND, structureel circa € 2,5 miljoen per jaar extra kost vanaf 2023 in vergelijking met de huidige situatie. Dit bedrag kan meer of minder worden afhankelijk van het aantal asielvergunningen dat wordt verleend. ATR constateert dat een beschrijving en berekening van de regeldrukgevolgen voor de asielaanvrager nog ontbreken, en adviseert deze alsnog op te nemen in de toelichting.

ATR advies aan het ministerie van JenV over Geldigheidsduur verblijfsvergunning asiel